Van het leven genieten
Iemand had twee zonen. De jongste van de twee zei tegen zijn vader: ‘Vader, geef mij nu alvast het deel van de erfenis dat later voor mij zal zijn.’ Toen verdeelde de vader alles wat hij had tussen zijn twee zonen. Een paar dagen later verkocht de jongste zoon zijn deel van de erfenis en ging met het geld naar een ver land. Daar maakte hij zijn geld op door een rijk en lui leventje te leiden.
Toen al zijn geld op was, kwam er een zware hongersnood in dat land. Hij begon honger te lijden. Hij ging er op uit en vroeg bij één van de bewoners om werk. Hij mocht zijn varkens hoeden. Hij had zo’n honger, dat hij best van het varkensvoer had willen eten. Maar niemand gaf hem er iets van.
Toen ging hij eens goed nadenken. Hij zei bij zichzelf: ‘De knechten van mijn vader hebben meer dan genoeg te eten. Maar ik ga hier dood van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan. Ik zal tegen hem zeggen: ‘Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn. Mag ik alstublieft als knecht bij u komen werken.’ En hij ging naar zijn vader terug.
Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem aankomen. Hij had medelijden met hem. Hij liep hem snel tegemoet, omhelsde hem en kuste hem. De zoon zei: ‘Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn.’ Maar de vader zei tegen zijn dienaren: ‘Breng vlug de beste kleren hier en trek hem die aan. Doe een zegelring aan zijn vinger en trek hem schoenen aan. En haal het vetgemeste kalf en slacht het. Want we gaan feestvieren. Want mijn zoon hier was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug!’ En ze gingen feestvieren.
De oudste zoon had op het land gewerkt. Toen hij vlak bij huis kwam, hoorde hij dat er muziek werd gemaakt en werd gedanst. Hij riep één van zijn knechten en vroeg hem wat er aan de hand was. De knecht zei: ‘Uw broer is teruggekomen. Uw vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten om te vieren dat hij hem gezond en wel terug heeft.’
Toen werd de oudste broer boos en wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar buiten. Hij drong er bij hem op aan dat hij ook binnen zou komen. Maar hij zei tegen zijn vader: ‘Kijk eens, ik werk al jarenlang voor u en ben u nooit ongehoorzaam geweest. Maar u heeft mij nog nooit één geitje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw geld heeft opgemaakt bij de hoeren, heeft u voor hém het vetgemeste kalf laten slachten!’
Maar de vader zei tegen hem: ‘Jongen, jij bent altijd bij mij. En alles wat van mij is, is van jou! Maar nu moeten we feestvieren en vrolijk zijn. Want je broer was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug.’
Misschien dat jij je wel een beetje herkent in het leven van deze jongen. Maar geeft dit leven wel voldoening of verlang jij terug naar huis? Naar een plek waar je gewaardeerd wordt om wie je bent en niet om hoeveel je hebt of hoe stoer of mooi je bent.